| Diskussionsforum | Archiv | Bücher & Aufsätze | Verschiedenes | Impressum |
Nachrichten rund um die Rechtschreibreform
Zur vorherigen / nächsten Nachricht
Zu den Kommentaren zu dieser Nachricht | einen Kommentar dazu schreiben
20.12.2005
Reinhard Markner
Mit der Gabel gelöffelt
Die Niederländer streiten um ihre Rechtschreibung
»Beunruhigend vertraut klingen die Nachrichten aus den Niederlanden:
Die führenden überregionalen Zeitungen "de Volkskrant", "NRC Handelsblad" und "Trouw", das Nachrichtenmagazin "Elsevier" sowie der öffentliche Rundfunk haben angekündigt, sich der Rechtschreibreform zu widersetzen, deren Vollzug für den 1. August 2006 vorgesehen ist. Die Regierung und die von ihr beauftragten Sprachwissenschaftler zeigen sich überrascht und bekräftigen ihre Absicht, an den gemeinsam gefaßten Beschlüssen festzuhalten. Die Boykottandrohung sei unverständlich, da die Reform nur einige "Anpassungen" mit sich bringe und eine Reihe von Ausnahmen in der bisher gültigen Regelung bereinige. Im Interesse der Schüler müsse an ihr festgehalten werden.
Vor gut zwei Monaten ist das neue "Grüne Büchlein" erschienen, das mehr als tausend Seiten starke Manifest der institutionalisierten Sprachrevolution, als deren Führer ein emeritierter Professor amtiert. Mit der demonstrativen Gelassenheit eines Berufspolitikers hält Maarten van den Toorn der Medienfronde entgegen, daß der Zug abgefahren sei. Der Linguist beherrscht die Taktik der Sprachreformer aller Länder: Protest kommt stets zu spät, eine öffentliche Debatte ist immer schon längst überflüssig.
Van den Toorn ist Vorsitzender der von der zwischenstaatlichen Sprachbehörde "Nederlandse Taalunie" eingesetzten Arbeitsgruppe, welche die amtliche Rechtschreibung auf den neuesten Stand bringen sollte. Eine Reform stand ausdrücklich nicht auf dem Programm: Die letzte liegt erst zehn Jahre zurück und war heftig umkämpft. Trotzdem betreffen die jetzt vorgesehenen Änderungen immerhin knapp drei Prozent der im "Groene Boekje" verzeichneten Einträge.
Vorgesehen war lediglich ein Update: Weil die ehemalige niederländische Kolonie Surinam der "Taalunie" beigetreten ist, muß das offizielle Wörterbuch erstmals einige nur dort übliche Wörter enthalten, zum Beispiel die niedliche Bezeichnung "handknie" für Ellenbogen. Zu erfassen waren ferner neu eingebürgerte Fremdwörter ("bastaardwoorden") wie "tsunami" oder "spamfilter". Aber die Kommission wollte mehr.
Die Tradition der Sprachplanung, an die sie in ihrer Arbeit anschließen konnte, reicht viele Jahrzehnte zurück. Aus "Duitschland" und "philosophie" sind schon vor langer Zeit "Duitsland" und "filosofie" geworden. Der Versuch, Kölnisch Wasser als "odeklonje" zu bezeichnen, wurde 1972 immerhin zurückgeschlagen. Wer seine Suppe mit der Gabel löffeln wolle, begehe einen Fehler, schrieb damals Harry Mulisch in einer Kampfschrift wider die Reformer. Aber die machten ungerührt weiter, selbst da, wo sich große Widerstände auftaten. Das ist besonders beim Fugen-n der Fall: Ob es "heiligedag" oder "heiligendag" heißen müsse, ist mindestens so umstritten wie die Groß- oder Kleinschreibung von "nieuwjaar". Strenggenommen handelt es sich natürlich um eine Frage der Morphologie, nicht der Orthographie: Als Karl Valentin den Plural "Semmelnknödeln" forderte, war das ein Beitrag zur Wortbildungslehre. Die niederländischen Orthographen sehen sich gleichwohl befugt, den Wegfall des n in "gazellenoog" und seine Einfügung in "giraffenhals" anzuordnen.
Ähnlich inkonsequent wird der "sociaal-democraat" zum "sociaaldemocraat", der "sociaal-psycholoog" zum "sociaal psycholoog". Der "co-assistent" wird zum "coassistent", aus "coeducatie" wird "co-educatie". Auch auf den Gebieten Silbentrennung und Fremdwortintegration gibt es dubiose Erleichterungen: "Fran-krijk" muß nicht mehr als falsch angestrichen werden, und französische Wörter verlieren reihenweise Akzente. Selbst die christdemokratische Regierungspartei "Christen Democratisch Appèl" ist deshalb aufgefordert, ihren Namen zu ändern. Bei dieser Gelegenheit könnte sie sich dann den Apfel als neues Symbol wählen.
Das Nebeneinander von kleinem "jood" und großem "Palestijn" sei oft als peinlich empfunden worden, meint die Kommission. Deshalb soll nun immer dann "Jood" geschrieben werden, wenn von einem Angehörigen des jüdischen Volkes die Rede ist. Der religiöse Jude bleibt ein schlichter "jood"; geht er in die Synagoge, so besucht er die "jodenkerk". Da aber der gelbe Stern rassistischen Kriterien gemäß ausgegeben wurde, muß es neu "Jodenster" heißen. Harry Mulisch, von der "Volkskrant" zu den neuen Regeln befragt, hielt sich vornehm zurück und nannte sie schlicht Unsinn.
Von Willkür und Wahnsinn spricht hingegen Gerard C. Molewijk, der sich als Historiker mit der Geschichte der niederländischen Rechtschreibung befaßt hat. Daß sein Verriß des "Grünen Büchleins" vom "NRC Handelsblad" als Gastkommentar gedruckt wurde, gab im Oktober eine Vorahnung der jüngsten Ereignisse. Die niederländische Schriftsprache werde durch die periodisch wiederkehrenden staatlichen Eingriffe in einem Zustand der künstlichen Instabilität gehalten, so Molewijk mit Blick auf die Reformen von 1934, 1947, 1955 und 1995. Sie sei bei der "Taalunie" erwiesenermaßen nicht in guten Händen und müsse endlich ihren Benutzern zurückgegeben werden. Zustimmung hat diese Forderung nicht nur bei den Journalisten gefunden. Zur Stärkung ihrer Widerstandskräfte verwies ein ehemaliger Chefredakteur des führenden Wörterbuchverlags Van Dale am Montag auf das naheliegende deutsche Beispiel: Dort habe eine vergleichbare Rebellion gegen staatlich verordnete Sprachplanung ebenfalls Erfolg. Das allerdings ist noch nicht endgültig ausgemacht.«
( F.A.Z., 21.12.2005, Nr. 297 / Seite 35 )
| Kommentare zu »Mit der Gabel gelöffelt« |
| Kommentar schreiben | älteste Kommentare zuoberst anzeigen | nach oben |
Kommentar von Chr. Schaefer, verfaßt am 15.02.2006 um 00.30 Uhr |
| Man müßte im Artikel von Mischa Cohen nur ein paar Wörter und Namen austauschen, und man hätte eine perfekte Beschreibung der Situation in deutschsprachigen Ländern. |
Kommentar von Vrij Nederland 52/2005, verfaßt am 14.02.2006 um 23.10 Uhr |
| Schrijvers tegen de nieuwe spelling Mischa Cohen Gevoeligheden over spelling zijn vaak overgevoeligheden, vindt Arnon Grunberg. Zelf schrijft hij jood bijvoorbeeld liever niet met een hoofdletter, maar te beredeneren is dat nauwelijks. En soms ís seks gewoon beter dan sex. Is het protest tegen de recente spellingwijziging dus drukte om een dooie mus? Of heeft Connie Palmen gelijk , die de Taalunie-wijzigingen ‘rampzalig’ noemt en het verzet van VN en andere media ‘verrukkelijk’? Vrij Nederland vroeg schrijvers en uitgevers naar hun oordeel over de Taalunie. De reacties duiden op lijdzaam verzet – Charlotte Mutsaers: ‘Het blijft gewoon Kersebloed, Paardejam, Hazepeper. En bessesap.’ En op oprechte woede – Mutsaers: ‘Fran-krijk, dat is spellen voor randdebielen.’ De algemene teneur: blijf met je quasi-wetenschappelijke poten van onze onlogische spelling af. Zo is het eigenlijk al sinds Multatuli, die vond dat ‘’t juk van onze hedendaagsche nederlandsche-taalmannen’ nodig afgeworpen moest worden. Voorlopig is er nog geen schrijver opgestaan die de rol van spellingpamflettist op zich heeft genomen. Maar een aantal literaire uitgevers heeft al wel besloten om zich aan te sluiten bij de boycot. Suzanne Holtzer van De Bezige Bij, resoluut: ‘Wij scharen ons achter de redacties van de kranten. Spellingvernieuwing moet uit de sfeer van de Taalunie blijven en mag geen politieke kwestie zijn. We gaan er niet aan meedoen.’ Duidelijke taal, ingegeven door ergernis en koopmansgeest. Want het is behoorlijk energie- en geldverslindend, al die snel opeenvolgende nieuwe spellingen. De verzamelde romans van Hugo Claus werden aangepast aan de laatste spelling, terwijl de verzamelde Mulisch juist weer geheel volgens de Mulischiaanse spelling moest worden gezet, dat wil zeggen: met voorbijgaan aan de meeste ingrepen van de Taalunie. Het Verzameld Werk van W.F. Hermans, bij leven overtuigd tegenstander van spellingveranderingen – ‘spelling dient universeel en onveranderlijk te zijn, een veranderlijke spelling is absurder dan de absurdste spelling’ – is in de veilige handen van Annemarie Kets-Vree van het Huygens Instituut. ‘Wij houden ons aan de laatste druk die hij heeft kunnen bewerken en goedkeuren. Hermans zelf ergerde zich aan de voortdurende herzieningen. Hij zegt ergens: “Ik ken niet veel onderwerpen waar ik met zo weinig plezier over schrijf, als spelling en eventuele spelling-wijzigingen. Maar je wordt ertoe gedwongen door anderen, die niets beters hebben te doen dan prutsen aan de spelling.” Dankzij zijn Verzameld Werk is Hermans voorgoed veilig voor spellingwijzigingen. Maar tegelijkertijd maakt de overheid zijn werk – en andere Nederlandse Klassieken – zo wel steeds ontoegankelijker voor nieuwe lezers. Remco Campert volgt, zegt zijn uitgever, de voorkeurspelling. Het is al weer lang geleden dat hij Het leven is vurrukkulluk publiceerde of zich Remko Kampurt noemde. Anderen zijn minder meegaand, zoals Jules Deelder (‘Zit niet zo te zijken moet toch echt met een lange ij’) en Nicolaas Matsier, die ‘witheet van woede’ is over alweer een nieuwe spelling. ‘Laat het over aan de schrijvers en de woordenboekenmakers. De Taalunie moet worden ontheven van deze fraaie taak of anders gewoon opgeheven. Absurd dat ze ook nog eens vrolijk van plan zijn de zaak over tien jaar weer om te schoffelen. Maar denk erom: op de redacties ligt op dit terrein de echte macht, niet in het parlement.’ De Vlamingen zouden, wordt weleens gesuggereerd, uit afkeer van de Fransen pas tevreden zijn als de Nederlandse spelling zoveel mogelijk op Duits lijkt. Weliswaar meldt de website van Vlaming Tom Lanoye als kennelijk verkoopargument dat zijn werk door Prometheus is ‘heruitgegeven in de nieuwe spelling’, Lanoye zelf steunt ‘de Hollandse rebellie’ van harte. ‘Het is een cultuurhistorische ramp. Je moet accepteren dat taal een volkomen irrationeel verschijnsel is. Spreek één keer af wat de regels zijn en doe er daarna nooit meer wat aan. Mijn ouders hadden de Feniks-reeks met boeken van Nobelprijswinaars, in de hoop dat hun kinderen in literatuur geïnteresseerd zouden raken. Mijn broers raakten die boeken niet aan omdat ze in de oude spelling waren geschreven.’ Datzelfde dreigt nu weer te gebeuren, zegt Kristien Hemmerechts. Haar dochter van vierentwintig klaagt dat ze door alle veranderingen niet meer kan spellen. ‘Die spellinghervorming is pervers, het lijkt op een complot een analfabeet van mij te maken. Er gaat een creatieve anarchie gaat ontstaan, waarin mensen zeggen: okay, ik weet ook niet meer hoe het moet, dus ga ik lekker spellen zoals ik het zelf wil. Maar voor mijn vak is het een ramp.’ Een wildgroei aan eigen lijstjes en regeltjes zal volgens uitgeefster Annette Portegies (Querido) het gevolg zijn. ‘Wij sluiten ons aan bij de boycot in zoverre dat we onze schrijvers de vrijheid laten om hun eigen spelling te handhaven. Voor twijfelgevallen gaan we zelf een lijst maken met afwijkingen van de officiële spelling.’ Querido-auteur A.F.Th. van der Heijden: ‘Dat stelt me zeer gerust. Ik was door de kwestie nogal uit het lood geslagen.’ De vervreemding van het woordbeeld is Van der Heijdens grootste bezwaar. ‘Een schrijver is een soort schilder die met zijn penseel woorden van het palet licht. En ik betrap mezelf erop, het is onvergeeflijk dat ze je dat aandoen, dat ik woorden ga omzeilen. Als ik de bladspiegel overzie en er staan te veel streepjes, dan treft dat mij als hagel op het netvlies. Na-ijver vind ik bijvoorbeeld zo verschrikkelijk lelijk, met dat streepje, dat ik de neiging heb om dan toch maar jaloezie te schrijven. Terwijl dat een andere lading heeft. Ik word dus door de dorre heren van de Taalunie, die zelf de taal helemaal niet levend gebruiken, geprest om andere woorden te schrijven dan die mij vertrouwd zijn.’ Het moet, vindt Tilly Hermans van uitgeverij Augustus, maar eens helemaal afgelopen zijn met die spellingveranderingen. ‘De vorige kon ik al niet goed meer beredeneren. Nu deze er nog eens overheen – ik beschouw mezelf als verloren voor deze spelling. Sowieso werd er al veel gesjoemeld. Rudy Kousbroek bijvoorbeeld weigert om wat dan ook aan zijn spelling te veranderen. Ik waarschuw hem als hij inconsequent is, maar ik ga hem geen wetten voorschrijven. Wij zouden als verzamelde uitgevers vóór augustus 2006 een gezamenlijk boycotbesluit moeten nemen. Dan kunnen we wat mij betreft de vorige wijziging ook meteen ongedaan maken.’ Augustus-auteur Herman Koch, opsteller van het Nationaal Dictee, negeert deze én de vorige spellingswijziging. ‘Ikzelf probeer te spellen zoals ik het vroeger heb geleerd, lang voor de Taalunie. Alle cadeaus met eau, maar mus wel gewoon met een s en niet met sch. Dát die spelling zo vaak verandert, is erger dan hóé je precies moet schrijven. Door al die veranderingen voel ik me er niet meer in thuis. De spelling moet zich niet verder verwijderen van de spreektaal. Maar we willen ook niet terug naar de fonetische nachtmerrie à la Sybren Polet.’ Polet was begin jaren zeventig aanhanger van een vereenvoudigde spelling. Hij werd hard aangepakt door W.F. Hermans: ‘Siebere Poled is een van die weinig gelezen auteurs, die in de veronderstelling leven dat dit komt doordat hun spelling te moeilijk is. Ze hebben niet in de gaten dat het hun vervelende doordrammerige volzinnen en hun steriele namaakexperimenten zijn die de lezers op de vlucht jagen.’ Polet is inmiddels ‘door de knieën gegaan’. ‘Ik heb mijn spelling veranderd met ingang van De sirkelbewoners, met een s. In de heruitgave wordt het nu gewoon weer een c. Ik heb gemerkt dat het te veel mensen afstoot.’ De meeste schrijvers moeten toegeven dat ze ook het huidige Groene Boekje zelden hebben ingezien. Zo laat Maarten ’t Hart spellingkwesties al jaren over aan zijn uitgever. ‘Ik kan er geen touw meer aan vastknopen. Dat begon al in 1954 toen vacantie plotseling met een k moest. Mijn onderwijzer stond te huilen voor de klas toen dat werd ingevoerd. Als kind van tien vind je dat gênant, een volwassene mag niet huilen. Sindsdien schrijf ik vacantie principieel met een c. Ik ben tegen de doodstraf, maar hier en daar een kleine onthoofding van die lui van de Taalunie, daar zou ik geen bezwaar tegen hebben.’ De spellingtwist is aan de dichter Mustafa Stitou (laatste bundel: Varkensroze ansichten) voorbijgegaan. ‘De precieze spelling is wel van belang, maar pas in laatste instantie. Als je tijdens het schrijven naar dat soort dingen kijkt, krijg je helemaal geen woord meer op papier. Je kunt je wel afvragen of het een goed idee is om een spelling steeds weer overhoop te gooien, maar als dichter heb ik er zelf heel weinig last van. Het boeit me niet, daar komt het op neer.’ Is de spellingsaanpassing niet vooral een zorg van de gevestigde orde? René Appel, schrijver, taalkundige en voorzitter van de Vereniging van Letterkundigen: ‘Vergeleken met digitale spellinganarchie is het gedoe rond het nieuwe Groene Boekje inderdaad marginaal. Die hybride vorm tussen spreek- en schrijftaal, vrijwel zonder leestekens, heeft straks veel meer invloed dan een paar koppeltekens meer of minder.’ Connie Palmen: ‘Sms-taal en straattaal zullen zeker invloed hebben, taal verandert, van binnenuit. Maar dat is iets anders dan van buitenaf wroeten in het hele systeem. De huidige taal is een mengeling van een historische, logische en in het taalgebruik gegroeide schrijfwijze. Regels die je ooit beheerste, moet je nu vergeten. En er komt niets voor in de plaats.' |
Kommentar von Reinhard Markner, verfaßt am 28.12.2005 um 19.47 Uhr |
| Kommentar verfaßt von Linguist am 28.12.2005 um 18:59 Uhr Externer Link zu diesem Kommentar: http://www.sprachforschung.org/index.php?show=news&id=373#2608 Niederländisch stammt direkt vom Westgermanischen ab. In diesem gab es laut Streitberg, Urgermanische Grammatik, für feminine Substantive den Genitiv, Dativ, Akkusativ Singular auf -n, identisch mit dem Nominativ Plural. Das Niederländische hat seit dem Ende des 16. Jahrhunderts keine Deklinationen mehr, aber die Pluralendungen -n und -s. Deshalb ist es für nicht sprachhistorisch ausgebildete Niederländer nicht ohne weiteres einsichtig, daß in pannenkoek pannen kein Plural, sondern ein sehr alter Genitiv Singular von panne ist. |
Kommentar von Jan-Martin Wagner, verfaßt am 28.12.2005 um 12.53 Uhr |
| Noch ein Beispiel zum Gen. sing.: „Des Knaben Wunderhorn“ (zu finden übrigens hier: http://gutenberg.spiegel.de/arnim/wundhorn/wundhorn.htm). |
Kommentar von De Volkskrant, 24. 12. 2005, verfaßt am 28.12.2005 um 08.54 Uhr |
| Hervorming spelling stuit ook op verzet bij bevolking Van onze verslaggever AMSTERDAM - De weerstand tegen de nieuwe spelling is groot. Van de Nederlanders die op de hoogte zijn van veranderingen steunt ruim 70 procent de boycot waartoe een aantal media heeft besloten. Slechts 25 procent is het daarmee niet eens. Dat blijkt uit een enquête die onderzoeksbureau TNS NIPO deze week heeft gehouden op verzoek van de Volkskrant. Volgens het NIPO zijn opvallend veel Nederlanders op de hoogte van de spellingshervorming en het verzet daartegen. Vier van de vijf ondervraagden weet ervan. Een juiste spelling wordt ook van groot belang geacht: 91 procent geeft dat aan. Opvallend is dat 60 procent niet of nauwelijks weet wat de nieuwe spellingsregels inhouden. Twee van de vijf ondervraagden kunnen wel een woord noemen waarvan ze de nieuwe spelling afkeuren. Meest genoemd is pannenkoek. Maar dat woord kreeg zijn tussen-n al bij de vorige hervorming in 1995. Ook appel (in plaats van appèl) is een steen des aanstoots. De Nederlandse Taalunie, verantwoordelijk voor de veranderingen, is niet verbaasd over de uitkomst van de enquête en wil het komende halfjaar veel energie steken in voorlichting. ‘Burgers vinden goed Nederlands belangrijk en steeds weer blijkt dat taal raakt aan emotie’, zegt algemeen secretaris Linde van den Bosch. ‘Dat is op zich een positieve constatering.’ Ze waarschuwt dat een ideale spelling onmogelijk is en er dus altijd wat te klagen zal blijven. Met de opstandige redacties, die nog niet van plan zijn de nieuwe spelling te accepteren, zal de Nederlandse Taalunie volgende maand overleggen. |
Kommentar von Theodor Ickler, verfaßt am 25.12.2005 um 17.07 Uhr |
| Nachdem die alten s-Stämme (lamb, kalb, huon usw.) ihre Singularendungen verloren hatten, konnte die Genitivform als Plural umgedeutet werden; das hat sich analogisch ausgebreitet. |
Kommentar von Stephan Fleischhauer, verfaßt am 25.12.2005 um 14.46 Uhr |
| Wie ist das denn beim Hühnerei - "Hühner" auch ein Gen. sing.?? |
Kommentar von kratzbaum, verfaßt am 23.12.2005 um 09.33 Uhr |
| Zur interessanten Geschichte des Urmeters und des Urkilogramms noch eine Ergänzung: Die Prototypen (jedenfalls die gültigen) liegen in Sèvres beim Bureau International des Poids et Mesures. Und dort natürlich nicht in einem "Eisenschrank", sondern gut klimatisiert im tiefen Keller. Während das Urmeter nur noch historisch von Bedeutung ist, stellt das Urkilogramm den einzigen Prototyp dar, von dem auch heute noch eine Einheit des SI abgeleitet wird. Allen anderen liegen seit langem schon Naturkonstanten zugrunde. Einzig bei der Masse ist man noch am Suchen. |
Kommentar von Theodor Ickler, verfaßt am 23.12.2005 um 07.05 Uhr |
| Das Fugenzeichen -en ist ursprünglich die Endung des Gen. sing. der schwachen Deklination (Zunge, Sonne, Frau usw.). Während echte Komposita mit dem Stamm arbeiten, benutzt diese neuere Art eine Flexionsform, beruht also eigentlich auf der Zusammenrückung eines Syntagmas, wie man ja auch noch bei Luther häufig Getrenntschreibung findet. Die Frauenkirche ist also eigentlich "der Frauen Kirche", d. h. die Kirche der Frau (auch "lieben Frau" wie in Liebfrauenmilch usw., also Maria). Auch das Genitiv-s der Mask. und Neutra der starken Deklination ist benutzt und dann verallgemeinert worden. In sehr schlechten neuen Wortbildungslehren (wie von Elke Donalies, IDS Mannheim) wird aus der zufälligen Übereinstimmung des unverstandenen Singulars mit dem Plural gefolgert, daß in "Sonnenschein" das Erstglied eine heute noch übliche Flexionsform, nämlich der Plural sei. Die Folgen für die Wortbildungslehre kann man sich denken. Auf demselben Niveau bewegt sich die Diskussion im Rat für deutsche Rechtschreibung, sie ist gewissermaßen augstsch. |
Kommentar von De Volkskrant, 22. 12. 2005, S. 3, verfaßt am 22.12.2005 um 23.46 Uhr |
| »'Taal van volk' drijft Duitsers tot waanzin Van onze correspondent Sander van Walsum 'De taal is van het volk', verklaarde de Duitse Bondsdag in 1998 parmantig. Er zou een nieuw stelsel van vereenvoudigde spellingsvoorschriften van kracht worden, en de overheid wilde niet de indruk wekken dat zij de taalgebruikers haar voorkeuren wilde opleggen. De taal ontwikkelde zich immers op straat en niet in het laboratorium. De taaltheorie moest een afgeleide zijn van de praktijk. Het resultaat van al die mooie bedoelingen is dat vrijwel niemand de nieuwe spellingsregels kan samenvatten, en evenmin kan melden in welk ontwikkelingsstadium de Rechtschreibreform zich precies bevindt. Om zich te onttrekken aan de verwarring, hebben gerespecteerde periodieken als Der Spiegel, de Frankfurter Allgemeine Zeitung en de Süddeutsche Zeitung in 2004 al besloten zich van de oude spellingvorm te blijven bedienen. Tot groot genoegen van het gros der lezers. Vermoedelijk is de 'typisch Duitse' behoefte aan duidelijkheid debet aan de ontstane problemen. Dat zou althans kunnen worden opgemaakt uit het feit dat de spellingshervorming in Oostenrijk, Liechtenstein en het Duitstalige deel van Zwitserland geruisloos haar beslag heeft gekregen. Bij de introductie van de nieuwe spellingsregels werd een overgangsregime tot medio 2005 afgekondigd. Het ongewenste neveneffect van dit moratorium was dat uitputtend over de verdiensten van beide stelsels werd gediscussieerd. Tegenstanders van de nieuwe spelling twijfelen aan de wenselijkheid van de verduitsing van leenwoorden (Jogurt in plaats van Joghurt, Portmonee in plaats van Portemonnaie), en verschillen met de hervormers van mening over het gebruik van de Ringel-S. Inmiddels is er een (betwiste) tweedeling aangebracht tussen 'betwiste' en 'onbetwiste' spellingswijzigingen. Over de eerste categorie wordt op diverse niveaus nader gediscussieerd. De tweede categorie wordt geacht te zijn aanvaard. Behalve door de kranten die de voorkeur blijven geven aan de oude spelling. Want in dat opzicht houdt de spellingshervorming vast aan haar oorspronkelijke uitgangspunt: dwang is uit den boze.« ( De Volkskrant, 22.12.05, S.3 ) |
Kommentar von R. M., verfaßt am 22.12.2005 um 20.48 Uhr |
| Mich hat beim Recherchieren (die niederländische Sprachgemeinschaft streitet u. a. auch um das tussen-n in panne(n)koeken) überrascht, daß viele Leute heute noch Pfannenkuchen schreiben. Das DWb führt dazu auch noch Pfannekuchen auf. Es ist also für jeden Geschmack etwas dabei. |
Kommentar von Theodor Ickler, verfaßt am 22.12.2005 um 17.20 Uhr |
| Fugenelemente: Unsere Studenten sind immer ein bißchen überrascht, wenn man sie darauf hinweist, daß an einer Bischofskonferenz doch gewiß mehrere Bischöfe teilnehmen, während es umgekehrt selten vorkommen dürfte, daß mehrere Hühner sich zusammentun, um ein Hühnerei zu legen. Der Kanzlerinbonus, von dem gestern sogar die FAZ faselte, liegt auch auf dieser Linie der Besserwisserei, die nicht einmal zwischen Kompositionsstämmen und fertigen Wörtern zu unterscheiden weiß. |
Kommentar von R. M., verfaßt am 21.12.2005 um 00.16 Uhr |
| Herr Upmeyer weist auf das Wort bischoppenconferentie hin. Das liegt wirklich auf derselben Ebene wie Semmelnknödeln. Im Deutschen hat sich die Debatte bekanntlich immer schon eher um das Fugen-s gedreht (man denke an Jean Paul). Beinahe erstaunlich, daß Herr Augst von der Einkommen(s)steuer die Finger gelassen hat. |
Kommentar von Walter Lachenmann, verfaßt am 20.12.2005 um 20.46 Uhr |
| Selbst einen Zuagroasten erfüllt es mit Stolz, daß Karl Valentin (gesprochen: Ffallentien) so nachhaltig in die niederländische Sprachgeschichte hineingewirkt hat. Die Semmelnknödeln sind aus der europäischen Philologiephilosophie nicht mehr wegzudenken, aber Mulisch hat selbstverständlich auch Valentins Karneval der Tiere gekannt, wo es heißt: Der Rahabe, der Rahabe, frißt d’Suppn mit der Gahabe. Usw. Die deutsche und die niederländische Rechtschreibreformen haben selbstverständlich allerbeste Chancen, eines Tages zu den ganz großen Neuerungen der abendländischen Kulturgeschichte gerechnet zu werden. Wer regt sich heute noch auf über das metrische Maß, also über Milli-, Zenti-, Kilo-, Kubik- usw. und einfach Meter? Für die Menschen des ausgehenden 18. Jahrhunderts gab es diese Maßeinheiten nicht, und diejenigen, die es gab, waren (ab hier handelt es sich um ein Zitat aus einem im Februar 2006 erscheinenden Ausstellungskatalog »Frankreich-Bayern.«) … für einen Mann der Aufklärung wie Talleyrand, Bischof von Autun, der »diese Vielzahl, deren Studium einen bereits in Schrecken versetzt« im Jahre 1790 anprangerte, einfach indiskutabel. In der Nacht des 4. August 1789 wird neben zahlreichen Privilegien auch das der Eichung abgeschafft und somit dem Reformprozeß von Maßen und Gewichten der Weg bereitet. Im darauffolgenden Jahr, am 9. März 1790, sind in Talleyrands Vorschlag an die verfassungsgebende Versammlung bereits Teile der künftigen Reform enthalten. So fordert er, sich nicht auf vorhandene Maße zu stützen, sondern vielmehr den Vorschlägen der Wissenschaftler zu folgen und ein universelles und unveränderliches, reproduzierbares und überall und jederzeit überprüfbares Maß zu finden. Im März 1791 wird auf Empfehlung von Condorcet und der Akademie der Wissenschaften der vierte Teil des Erdmeridians als natürliche und universelle Einheit gewählt. Der Begriff des Meters taucht bereits ab 1790 auf, wird aber erst mit dem Gesetz vom 1. August 1793 offiziell eingeführt. Mit diesem Gesetzestext führt die Konvention das Werk der verfassungsgebenden Versammlung fort und schafft so die erste Fassung des metrischen Systems. Da es die wirtschaftliche und militärische Situation erforderte, den Versorgungsverkehr zu erleichtern, entschied die Konvention das Ende der 1792 von Delambre und Méchain begonnenen Triangulationsarbeiten nicht abzuwarten. Sie befand, daß der »vorläufige« Meter über den von Lacaille zwischen 1739 und 1740 vermessenen, selben Meridian festgelegt werden könne. Somit entsprach ein Meter dem zehnmillionsten Teil des Abstands zwischen Pol und Äquator, bzw. 3 Fuß, 11 Linien und 44 Hundertstel einer Linie des Klafters der Akademie. Da wegen der Überstürzung, mit der die Reform vorangetrieben wurde, Mängel und Fehler festgestellt worden waren, wurde am 18. Germinal des Jahres III (7. April 1795) ein in sich stimmigerer Gesetzestext beschlossen. Dabei handelte es sich dann um das Gesetz, das das metrische, dezimale System konstituierte. Es bestätigte die Notwendigkeit, ein vorläufiges Urmaß des Meter aus Platin herzustellen. Es sollten also Prototypen zweier Urmaße (des Meter und des Kilogramm) hergestellt werden, von denen dann Kopien angefertigt würden, die ihrerseits an die Départements verteilt und dort zur Herstellung und Eichung der gängigen Maße dienen würden. Man zog Platin Kupfer und Messing vor, weil es dauerhafter ist und weniger empfindlich auf Kälte und Hitze reagiert. Janéty, der einzige Goldschmied in Paris und ganz Frankreich, der in der Lage war, größere Objekte aus diesem Metall herzustellen, wurde eingespannt, um einen komprimierten und heiß geschmiedeten Platinschwamm zu liefern, aus dem Fortin das Urkilogramm und Lenoir den Urmeter fertigten. Am 4. Messidor des Jahres VII (22. Juni 1799) wurden die beiden Urmaße dem Rat der Fünfhundert und dem Rat der Alten präsentiert und dann in einem Eisenschrank im Staatsarchiv (Archives de la République) hinterlegt, wo sie sich noch heute befinden. Kein Zweifel, daß es sich nicht weniger um höhere oder tiefere Zusammenhänge handelt, wenn diese Urmaße, die die Welt ja regelrecht erobert haben, im Monat »Messidor« in Kraft getreten sind. Und nicht umsonst haben wir den 1. August als Schicksalsdatum für die Augst’sche Bescherung. Welches Schicksalsdatum böte sich an für eine Befreiung aus dieser Kalamität? Es bleibt wohl nur die Lösung einer Kalenderreform mit ganz neuen, hoffnungsspendenden Monatsnamen. Empfehlenswert wäre hierfür, sozusagen als Reverenz gegenüber dem Symbol der Sprachverwirrung, die jegliche Rechtschreibreform in gewisser Weise unweigerlich herbeiführt, ein Rückgriff auf die Monatsnamen des Babylonischen: Nisan, Aiar, Simanu, Duzu, Abu, Ululu, Tashritu, Arahsamnu, Kislimu, Tebetu, Shabatu, Addaru. Wie wäre es also mit einer »ululu«ltimativen Reform aller Reformen am 1. Ululu? |
